Uitspraak 20-006 Ingrijpende verbouwing, overgangsrecht
Een verpleeghuis is toe aan een ingrijpende verbouwing. Aan de cliëntenraad is in 2019 een voorstel gedaan over de wijze waarop de raad in lijn met de nieuwe Wmcz betrokken kan worden bij het verbouwingstraject. Dat voorstel is afgeslagen. Op adviesaanvragen over de verbouwing en wijziging in de maaltijdvoorziening (na de verbouwing zelf koken op de afdeling in plaats van centraal bereide maaltijden afnemen) volgen vele vragen en negatief advies. Over een sociaal plan wordt geen advies gegeven.
De zorginstelling laat weten na doorvoering van enkele aanpassingen verder te willen met de uitvoering. De cliëntenraad roept daarop de nietigheid in van de voorgenomen besluiten over de verbouwing en de maaltijdvoorziening. De zorginstelling vraagt de LCvV de besluiten, inclusief het sociaal plan te beoordelen. De clientenraad verzoekt de LCvV te gelasten de uitvoering stil te leggen minimaal een jaar en om alle gevraagde extra informatie te ontvangen.
Het medezeggenschapstraject in deze heeft zich uitgestrekt over de datum waarop de nieuwe wmcz in werking is getreden en de oude wet is ingetrokken. De commissie merkt op dat de wetgever hiervoor geen handvatten heeft meegegeven. Er is alleen overgangsrecht gemaakt voor geschilprocedures rondom de datum van 1 juli 2020, maar niet voor adviestrajecten die zich over die datumgrens heen uitstrekken. De commissie oordeelt dat wanneer een voor 1 juli 2020 aangevangen adviestraject aan de LCvV worden voorgelegd, deze zoveel mogelijk beoordeeld zal moeten worden op basis van de nieuwe wettelijke maatstaven. Redelijkerwijs kan dit echter niet betekenen dat alle adviesaanvragen die voor 1 juli gestart zijn, als van geen waarde beschouwd moeten worden of dat deze opnieuw naar nieuw recht doorlopen zullen moeten worden.
Aanmaakdatum: | 06-10-2020 |